Dagelijks Woord

Meer over NGB

NGB art. 31 - 37

Artikel 31.
Van de dienaars, ouderlingen en diakenen.

Wij geloven dat de dienaars des Woords Gods, ouderlingen en diakenen tot hun ambten behoren verkoren te worden door wettige verkiezing der Kerk, met aanroeping van den Naam Gods en goede orde, gelijk het Woord Gods leert. Zo moet zich dan een iegelijk wel wachten door onbehoorlijke middelen zich in te dringen, maar is schuldig den tijd te verwachten dat hij van God beroepen wordt, opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping, om van haar verzekerd en gewis te zijn dat zij van den Heere is. En aangaande de dienaars des Woords, in wat plaats dat zij zijn, zo hebben zij een zelfde macht en autoriteit, zijnde altegader dienaars van Jezus Christus, den enigen algemenen Bisschop en het enige Hoofd der Kerk. Daarenboven, opdat de heilige ordinantie Gods niet geschonden worde of in verachting kome, zo zeggen wij dat een ieder de dienaars des Woords en de ouderlingen der Kerk in bijzondere achting behoort te hebben, om des werks wil dat zij doen, en in vrede met hen te zijn, zonder murmurering, twist of tweedracht, zoveel mogelijk is.

Artikel 32.
Van de orde en discipline of tucht der kerk.

Intussen geloven wij, hoewel het nuttig en goed is dat die regeerders der Kerk zijn onder zich zekere ordinantie instellen en bevestigen tot onderhouding van het lichaam der Kerk, dat zij nochtans zich wel moeten wachten af te wijken van hetgeen ons Christus, onze enige Meester, geordineerd heeft. En daarom verwerpen wij alle menselijke vonden, en alle wetten die men zou willen invoeren, om God te dienen, en door deze de consciënties te binden en te dwingen, in wat manier het zou mogen zijn. Zo nemen wij dan alleen aan hetgeen dienstig is om eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods; waartoe geëist wordt de excommunicatie of de ban, die daar geschiedt naar den Woorde Gods, met hetgeen daaraan hangt.

Artikel 33.
Van de sacramenten.

Wij geloven dat onze goede God, acht hebbende op onze grovigheid en zwakheid, ons heeft verordend de sacramenten, om aan ons Zijn beloften te verzegelen, en om panden te zijn der goedwilligheid en genade Gods te onswaarts, en ook om ons geloof te voeden en te onderhouden; dewelke Hij gevoegd heeft bij het woord des Evangelies, om te beter aan onze uiterlijke zinnen voor te stellen, zowel hetgeen Hij ons te verstaan geeft door Zijn Woord, als hetgeen Hij inwendig doet in onze harten, bondig en vast makende in ons de zaligheid, die Hij ons mededeelt. Want het zijn zichtbare waartekenen en zegelen van een inwendige en onzienlijke zaak, door middel waarvan God in ons werkt door de kracht des Heiligen Geestes. Zo zijn dan de tekenen niet ijdel, noch ledig, om ons te bedriegen; want Jezus Christus is hun waarheid, zonder Wien zij niet met al zijn zouden. Voorts zijn wij tevreden met het getal der sacramenten, die Christus, onze Meester, ons heeft verordend, welke niet meer dan twee zijn; te weten het sacrament des Doops, en des Heiligen Avondmaals van Jezus Christus.

Artikel 34.
Van den Heiligen Doop.

Wij geloven en belijden dat Jezus Christus, Die het einde der wet is, door Zijn vergoten bloed een einde gemaakt heeft aan alle andere bloedstortingen die men zou kunnen of willen doen tot verzoening en voldoening der zonden; en dat Hij, afgedaan hebbende de besnijdenis, die met bloed geschiedde, in de plaats daarvan heeft verordend het sacrament des Doops, door hetwelk wij in de Kerke Gods ontvangen en van alle andere volken en vreemde religies afgezonderd worden, om geheellijk Hem toegeëigend te zijn, Zijn merk en veldteken dragende; en het dient ons tot een getuigenis dat Hij in eeuwigheid onze God zijn zal, ons zijnde een genadig Vader. Zo heeft Hij dan bevolen te dopen al degenen die de Zijnen zijn, in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, alleen met rein water; ons daarmede te verstaan gevende dat, gelijk het water de vuiligheid des lichaams afwast, wanneer wij daarmede begoten worden, hetwelk op het lichaam desgenen die den Doop ontvangt gezien wordt, en hem besprengt, alzo het bloed van Christus hetzelfde van binnen in de ziel doet, door den Heiligen Geest, haar besprengende en zuiverende van haar zonden, en ons wederbarende uit kinderen des toorns tot kinderen Gods. Niet dat zulks door het uiterlijke water geschiedt, maar door de besprenging des dierbaren bloeds des Zoons Gods, Die onze Rode Zee is, door Welke wij moeten doorgaan, om te ontgaan de tirannie van Farao, welke is de duivel, en in te gaan in het geestelijke land Kanaän. Alzo geven ons de dienaars van hun zijde het sacrament, en hetgeen dat zichtbaar is; maar onze Heere geeft hetgeen door het sacrament beduid wordt, te weten de gaven en onzienlijke genaden, wassende, zuiverende en reinigende onze zielen van alle vuiligheden en ongerechtigheden, en onze harten vernieuwende en die vervullende met alle vertroosting, ons gevende een ware verzekerdheid Zijner Vaderlijke goedheid, ons den nieuwen mens aandoende, en den ouden uittrekkende met al zijn werken. Hierom geloven wij, dat, zo wiens voornemen is in het eeuwige leven te komen, die moet maar ééns gedoopt worden met den enigen Doop, zonder dien immermeer te herhalen; want wij kunnen ook niet tweemaal geboren worden. Doch deze Doop is niet alleen nut zolang het water op ons is en wij het water ontvangen, maar ook al den tijd onzes levens. Hierom verwerpen wij de dwaling der wederdopers, die niet tevreden zijn met een enig doopsel, dat zij eens ontvangen hebben, en daarenboven verdoemen den doop der kinderkens der gelovigen; dewelke wij geloven dat men behoort te dopen en met het merkteken des verbonds te verzegelen, gelijk de kinderkens in Israël besneden werden, op dezelfde beloften die onzen kinderen gedaan zijn. En voorwaar, Christus heeft Zijn bloed niet minder vergoten om de kinderkens der gelovigen te wassen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen. En daarom behoren zij het teken te ontvangen en het sacrament van hetgeen dat Christus voor hen gedaan heeft; gelijk de Heere in de wet beval hun mede te delen het sacrament des lijdens en stervens van Christus, kort nadat zij geboren waren, offerende voor hen een lammeken, hetwelk was een sacrament van Jezus Christus. Daarenboven, hetgeen de besnijdenis deed aan het Joodse volk, hetzelfde doet de Doop aan onze kinderen; welke de oorzaak is waarom de heilige Paulus den Doop noemt de besnijdenis van Christus.

Artikel 35.
Van het Heilig Avondmaal van onzen Heere Jezus Christus.

Wij geloven en belijden dat onze Zaligmaker Jezus Christus het sacrament des Heiligen Avondmaals verordend en ingesteld heeft, om te voeden en te onderhouden degenen die Hij alrede wedergeboren, en in Zijn huisgezin, hetwelk is Zijn Kerk, ingelijfd heeft. Nu hebben degenen die wedergeboren zijn, in zich tweeërlei leven: het ene lichamelijk en tijdelijk, hetwelk zij van hun eerste geboorte medegebracht hebben, en allen mensen gemeen is; het andere is geestelijk en hemels, hetwelk hun gegeven wordt in de tweede geboorte, dewelke geschiedt door het woord des Evangelies, in de gemeenschap des lichaams van Christus; en dit leven is niet gemeen, dan alleen den uitverkorenen Gods. Alzo heeft ons God, tot onderhouding des lichamelijken en aardsen levens, aards en gewoon brood verordend, hetwelk daartoe dienstig is, en allen gemeen is, zowel als het leven. Maar om het geestelijk en hemels leven te onderhouden, hetwelk de gelovigen hebben, heeft Hij hun gezonden een levend Brood, Dat van den hemel nedergedaald is, te weten Jezus Christus, Dewelke het geestelijk leven der gelovigen voedt en onderhoudt, als Hij gegeten, dat is, toegeëigend en ontvangen wordt door het geloof, in den geest. Om ons dit geestelijk en hemels Brood af te beelden, heeft Christus verordend een aards en zienlijk brood, hetwelk een sacrament is van Zijn lichaam, en den wijn tot een sacrament Zijns bloeds; om ons te betuigen dat wij, zo waarachtiglijk als wij het sacrament ontvangen en houden in onze handen, en het eten en drinken met onzen mond, waarmede ons leven daarna onderhouden wordt, ook zo waarachtiglijk door het geloof (hetwelk de hand en mond onzer ziel is) het ware lichaam en het ware bloed van Christus, onzen enigen Zaligmaker, ontvangen in onze zielen tot ons geestelijk leven. Nu, zo is het zeker en ongetwijfeld, dat ons Jezus Christus Zijn sacramenten niet tevergeefs heeft bevolen. Zo werkt Hij dan in ons al wat Hij door deze heilige tekenen ons voor ogen stelt; hoewel de wijze ons verstand te boven gaat, en ons onbegrijpelijk is, gelijk de werking des Heiligen Geestes verborgen en onbegrijpelijk is. Intussen zo feilen wij niet, als wij zeggen dat hetgeen door ons gegeten en gedronken wordt, het eigen en natuurlijk lichaam en het eigen bloed van Christus is; maar de wijze op welke wij dit nuttigen, is niet de mond, maar de geest, door het geloof. Alzo dan blijft Jezus Christus altijd zittende ter rechterhand Gods Zijns Vaders in de hemelen, en laat toch daarom niet na, ons Zijner deelachtig te maken door het geloof. Deze maaltijd is een geestelijke tafel, aan dewelke Christus Zichzelven ons mededeelt met al Zijn goederen, en doet ons aan haar genieten, zowel Zichzelven, als de verdiensten Zijns lijdens en stervens; voedende, sterkende, en vertroostende onze arme troosteloze ziel door het eten Zijns vleses, en haar verkwikkende en vermakende door den drank Zijns bloeds. Voorts, hoewel de sacramenten met de betekende zaken samengevoegd zijn, zo worden zij nochtans met deze twee zaken door allen niet ontvangen. De goddeloze ontvangt wel het sacrament tot zijn verdoemenis, maar hij ontvangt niet de waarheid des sacraments; gelijk als Judas en Simon de tovenaar beiden wel het sacrament ontvingen, maar niet Christus, Die daardoor betekend wordt, Welke den gelovigen alleen medegedeeld wordt. Ten laatste, wij ontvangen het heilig sacrament in de verzameling des volks Gods met ootmoedigheid en eerbied, onder ons houdende een heilige gedachtenis des doods van Christus, onzen Zaligmaker, met dankzegging, en doen aldaar belijdenis van ons geloof en van de Christelijk religie. Daarom behoort zich niemand daartoe te begeven, zonder zichzelven eerst wel beproefd te hebben; opdat hij, etende van dit brood en drinkende uit dezen drinkbeker, niet ete en drinke zichzelven een oordeel. Kortelijk, wij zijn door het gebruik van dit heilig sacrament bewogen tot een vurige liefde jegens God en onze naaste. Daarom verwerpen wij alle inmengselen en verdoemelijke vonden die de mensen bij de sacramenten gedaan en gemengd hebben, als ontheiligingen daarvan, en zeggen dat men zich moet laten vergenoegen met de ordening die Christus en Zijn apostelen ons geleerd hebben, en spreken gelijk zij daarvan gesproken hebben.

Artikel 36.
Van het ambt der overheid.

Wij geloven dat onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts, koningen, prinsen en overheden verordend heeft; willende dat de wereld geregeerd worde door wetten en politiën*, opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega. Tot dat einde heeft Hij de overheid het zwaard in handen gegeven tot straf der bozen en bescherming der vromen. En hun ambt is, niet alleen acht te nemen en te waken over de politie**, maar ook de hand te houden aan den heiligen kerkendienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst, om het rijk van den antichrist te gronde te werpen, en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt. Voorts, een ieder, van wat kwaliteit, conditie of staat hij zij, is schuldig zich den overheden te onderwerpen, schattingen te betalen, hun eer en eerbied toe te dragen, en hun gehoorzaam te zijn in alle dingen die niet strijden tegen Gods Woord; voor hen biddende in hun gebeden, opdat hen de Heere stieren wille in al hun wegen, en dat wij een gerust en stil leven leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid. En hierin verwerpen wij de wederdopers en andere oproerige mensen, en in het gemeen al degenen die de overheden en magistraten verwerpen en de justitie omstoten willen, invoerende de gemeenschap der goederen, en verwarren de eerbaarheid, die God onder mensen gesteld heeft.
* politiën betekent hier verordeningen.
** politie betekent hier staatsbestuur.

Artikel 37.
Van het laatste oordeel.

Ten laatste geloven wij, volgens het Woord Gods, dat, als de tijd, van den Heere verordend (die allen creaturen onbekend is), gekomen, en het getal der uitverkorenen vervuld zal zijn, onze Heere Jezus Christus uit den hemel zal komen, lichamelijk en zienlijk, gelijk Hij opgevaren is, met grote heerlijkheid en majesteit, om Zich te verklaren een Rechter te zijn over levenden en doden; deze oude wereld in vuur en vlam stellende om haar te zuiveren. En alsdan zullen persoonlijk voor dezen groten Rechter verschijnen alle mensen, zowel mannen als vrouwen en kinderen, die van den aanbeginne der wereld af tot den einde toe geweest zullen zijn, gedagvaard zijnde door de stem des archangels en door het geklank der bazuin Gods. Want al degenen die gestorven zullen wezen, zullen uit de aarde verrijzen, de zielen samengevoegd en verenigd zijnde met haar eigen lichaam, in hetwelk zij zullen geleefd hebben. En aangaande degenen die alsdan nog leven zullen, die zullen niet sterven gelijk de anderen, maar zullen in een ogenblik veranderd en uit verderfelijk onverderfelijk worden. Alsdan zullen de boeken (dat is de consciënties) geopend, en de doden geoordeeld worden, naar hetgeen zij in deze wereld gedaan zullen hebben, hetzij goed of kwaad. Ja, de mensen zullen rekenschap geven van alle ijdele woorden die zij gesproken zullen hebben, die de wereld niet dan voor kinderspel en voor tijdverdrijf acht; en dan zullen de verborgenheden en geveinsdheden der mensen openbaarlijk voor allen ontdekt worden. En daarom is de gedachtenis van dit oordeel met recht schrikkelijk en vervaarlijk voor de bozen en goddelozen, en zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen; dewijl alsdan hun volle verlossing volbracht zal worden, en zij aldaar zullen ontvangen de vruchten des arbeids en der moeite, die zij zullen gedragen hebben; hun onnozelheid* zal door allen bekend worden, en zij zullen de schrikkelijke wraak zien die God tegen de goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze wereld. Dewelke overwonnen zullen worden door het getuigenis hunner eigen consciënties, en zullen onsterfelijk worden, doch in zulker voege, dat het zal zijn om gepijnigd te worden in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. En daarentegen, de gelovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en eer. De Zone Gods zal hun naam belijden voor God, Zijn Vader, en Zijn uitverkoren engelen; alle tranen zullen van hun ogen afgewist worden; hun zaak, die nu tegenwoordiglijk door vele rechters en overheden als ketters en goddeloos verdoemd wordt, zal bekend worden de zaak des Zoons Gods te zijn. En tot een genadige vergelding zal hen de Heere zulk een heerlijkheid doen bezitten, als het hart eens mensen nimmermeer zou kunnen bedenken. Daarom verwachten wij dien groten dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onzen Heere.
* onnozelheid betekent hier onschuld.

  • © hersteld hervormde kerk 2025