‘Doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt..’
Exodus 32:32b
Dit is een gebed waarbij wij de adem inhouden. Een gebed dat niet verhoord wordt. Het offer dat hij (Mozes, PV) aanbiedt, wordt niet aanvaard: Toen zei de Heere tot Mozes: ‘Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt.’ Dat is Israël! Is de voorbede dan tevergeefs? Loopt Mozes, de middelaar, zich te pletter tegen de muur van het onherroepelijke oordeel? Wie verder leest - dat doet u toch, hoop ik - weet beter.
De Heere gaat over uitstel spreken. Hij zal Zijn Engel voor hen doen heengaan om hen te leiden. Mozes is, o wonder, aan de winnende hand. Verzoening en vergeving klinken echter nog niet in ronde woorden, het is nog niet beklonken. Het verhaal wordt vervolgd.
Er is maar een antwoord: Mozes is Christus nog niet. Hij kan de plaats van het volk niet innemen, hij is maar een mens. Hij is wel de voorloper van Christus. Hij loopt hier Christus te ver vooruit, daarom wordt hij teruggewezen. Nee, zegt de Heere, op deze plaats mag niemand staan, die moet open blijven voor Mijn eigen lieve Zoon. Hij komt van boven, Hij kwam naar beneden en verkeerde onder ons. Daar behartigde Hij de zaak des Heeren: het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Daar maakte Hij kennis met een hardnekkig volk. Daar zal Hij de verzoening bewerken door Zijn kruisdood.
Christus deinst voor het laatste niet terug. Hij wil in de plaats van zondaren treden. De plaatsvervanging waar Mozes op zinspeelde wordt in Hem vlees en bloed.
Niet Mozes, maar Jezus is daarom onze Middelaar. Hij had zonde gekend noch gedaan, God maakte Hem zonde voor ons. ‘Die’ zegt de Heere, ‘zal Ik uit Mijn boek delgen.’ O diepte van rijkdom, hoe onnaspeurlijk zijn Zijn wegen. Jezus klimt de berg op, zo eenzaam, zo nameloos eenzaam. Gaat er niemand met Hem mee? Mozes soms? Mozes kan Hem hier niet volgen. (…)
Delg mij nu uit Uw boek. Mijn naam kan daar niet langer staan, ik heb het leven en de vrede voorgoed verbeurd. Wie daar komt, kan niet verder. Dat is ook niet nodig. Daar is Christus ons een stap voor geweest, daar vangt Hij ons op: ‘Ik heb verzoening gevonden.’ (…).
In Gods boeken wordt niet geknoeid. Staan onze namen erin geschreven, dan staat achter iedere naam een kruis. Zijn kruis. Mag ik het nog anders stellen? U zou weleens inzage willen krijgen in Gods boek, om daar uw naam te zoeken. Velen lopen hier de spitsroeden van spitsvondig-heden, hun verstand speelt hun parten. Het is nu eenmaal moeilijk lezen in andermans boeken, denken ze. Maar anderen worstelen met zo’n vraag in gebed en geloof. Mijn naam in Zijn boek. Vind ik deze onder de beginletter A of B, G of K? Daar zoek ik vaak; soms meen ik, dat ik het mij maar verbeeld.
Vertelt u mij eens: Onder welke naam werd u ingeschreven in Gods boek? Wel, onder de naam Jezus! Daar moet u zoeken, daar kunt u vinden. Want Gods boek is het boek des levens, des Lams.
Uit: Om de eer van Zijn Naam, blz. 22-24
Ds. L. Kievit (1918-1990)