Vr. 113. Wat eist van ons het tiende gebod?
Antw. Dat ook de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons hart nimmermeer kome, maar dat wij te allen tijde van ganser harte aller zonden vijand zijn en lust tot alle gerechtigheid hebben a.
a Rom. 7:7
Vr. 114. Maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden?
Antw. Neen zij; maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid a; doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven b.
a 1Joh. 1:8, Rom. 7:14-15, Pred. 7:20, 1Kor. 13:9
b Rom. 7:22, Ps. 1:2
Vr. 115. Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan?
Antw. Eerstelijk opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen a, en des te begeriger zijn, om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken b. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen
Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken c.
a Rom. 3:20, 1Joh. 1:9, Ps. 32:5
b Mat. 5:6, Rom. 7:24-25
c 1Kor. 9:24, Fil. 3:12-14