Vr. 86. Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
Antw. Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen a, en Hij door ons geprezen worde b. Daarna ook, dat elk bij zichzelven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij c, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden d.
a Rom. 6:13, Rom. 12:1-2, 1Pet. 2:5, 1Pet. 2:9, 1Kor. 6:20
b Mat. 5:16, 1Pet. 2:12
c 2Pet. 1:10, Mat. 7:17, Gal. 5:6, Gal. 5:22
d 1Pet. 3:1, 1Pet. 3:12, Rom. 14:19
Vr. 87. Kunnen dan die niet zalig worden, die, in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren?
Antw. In generlei wijze; want de Schrift zegt dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het Koninkrijk Gods beërven zal a.
a 1Kor. 6:9-10, Ef. 5:5-6 1Joh. 3:14