Vr. 78. Wordt dan uit brood en wijn het wezenlijk lichaam en bloed van Christus?
Antw. Neen a; maar gelijk het water in den Doop niet in het bloed van Christus veranderd wordt, noch de afwassing der zonden zelve is (waarvan het alleen een Goddelijk waarteken en verzekering is) b, alzo wordt ook het brood in het Avondmaal niet het lichaam van Christus zelf c, hoewel het naar den aard en eigenschap der Sacramenten d het lichaam van Christus Jezus genaamd wordt.
a Mat. 26:29
b Ef. 5:26, Tit. 3:5
c 1Kor. 10:16, 1Kor. 11:26
d Gen. 17:10-11, Ex. 12:11, Ex. 12:13, Ex. 13:9, 1Pet. 3:21, 1Kor. 10:3-4
Vr. 79. Waarom noemt dan Christus het brood Zijn lichaam en den drinkbeker Zijn bloed, of het Nieuwe Testament in Zijn bloed, en Paulus de gemeenschap des lichaams en bloeds van Christus?
Antw. Christus spreekt alzo niet zonder grote oorzaak; namelijk niet alleen om ons daarmede te leren, dat, gelijk als brood en wijn dit tijdelijk leven onderhouden, alzo ook Zijn gekruisigd lichaam en Zijn vergoten bloed de waarachtige spijs en drank zijn, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden a; maar veelmeer om ons door deze zichtbare tekenen en panden te verzekeren dat wij zo waarachtiglijk Zijns waren lichaams en bloeds door de werking des Heiligen Geestes deelachtig worden, als wij deze heilige waartekenen met den lichamelijken mond tot Zijn gedachtenis ontvangen b; en dat al Zijn lijden en gehoorzaamheid zo zekerlijk onze eigene is, als hadden wij zelven in onzen eigen persoon alles geleden en Gode voor onze zonden genoeg gedaan.
a Joh. 6:55
b 1Kor. 10:16