Vr. 40 Waarom heeft Christus Zich tot in den dood moeten vernederen?
Antw. Daarom dat vanwege de gerechtigheid en waarheid Gods a niet anders voor onze zonden kon betaald worden, dan door den dood des Zoons Gods b.
a Gen. 2:17. b Rom. 8:3, 4. Hebr. 2:14, 15.
Vr. 41 Waarom is Hij begraven geworden?
Antw. Om daarmede te betuigen dat Hij waarachtiglijk gestorven was a.
a Hand. 13:29. Matth. 27:59, 60. Luk. 23:53. Joh. 19:38.
Vr. 42 Zo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het dat wij ook moeten sterven?
Antw. Onze dood is geen betaling voor onze zonden a, maar alleen een afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven b.
a Mark. 8:37. Ps. 49:8.
b Filipp. 1:23. Joh. 5:24. Rom. 7:24.
Vr. 43 Wat verkrijgen wij meer voor nuttigheid uit de offerande en den dood van Christus aan het kruis?
Antw. Dat door Zijn kracht onze oude mens met Hem gekruisigd, gedood en begraven wordt a, opdat de boze lusten des vleses in ons niet meer regeren b, maar dat wij onszelven Hem tot een offerande der dankbaarheid opofferen c.
a Rom. 6:6.
b Rom. 6:6, 12.
c Rom. 12:1.
Vr. 44 Waarom volgt daar: Nedergedaald ter helle?
Antw. Opdat ik in mijn hoogste aanvechtingen verzekerd zij en mij ganselijk vertrooste, dat mijn Heere Jezus Christus door Zijn onuitsprekelijke benauwdheid, smarten, verschrikking en helse kwelling, in welke Hij in Zijn ganse lijden a, maar inzonderheid aan het kruis, gezonken was, mij van de helse benauwdheid en pijn verlost heeft b.
a Ps. 18:5, 6 en 116:3. Matth. 26:38 en 27:46. Hebr. 5:7.
b Jes. 53:5.